-
1 het roer omgooien
het roer omgooien -
2 het roer omgooien
het roer omgooien〈 letterlijk〉 put the helm over, shift the helm; 〈 figuurlijk〉 change course/tackVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het roer omgooien
-
3 het roer omgooien
мест.общ. изменить курс -
4 roer
♦voorbeelden:de man aan het roer • l'homme de barre -
5 roer
1 [met betrekking tot schepen/vliegtuigen] rudder3 [pijp] stem4 [schietgeweer] firelock♦voorbeelden:hou je roer recht • 〈 figuurlijk〉 steady (as she goes)!het roer omgooien • 〈 letterlijk〉 put the helm over, shift the helm; 〈 figuurlijk〉 change course/tack -
6 virer
virer [vieree]♦voorbeelden:virer au rouge • rood worden→ ventII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overmaken ⇒ gireren, overschrijven, stortenv1) veranderen2) worden4) ronddraaien5) overmaken, storten6) ontslaan -
7 barre
barre [baar]〈v.〉1 staaf ⇒ stang, balk4 balie6 streep ⇒ grens, drempel♦voorbeelden:assommer qn. à coups de barre • iemand doodknuppelenbarre d'espacement • spatiebalkbarre de fermeture • sluitboombarre fixe • rekstokbarres parallèles • brug met gelijke leggers〈 figuurlijk〉 prendre la barre, tenir la barre • de leiding nemen, aan het roer staanparaître à la barre • voor de rechter verschijnen6 le chômage a franchi la barre des 10% • de werkloosheid heeft de grens van 10% overschredenbarre oblique • slashf1) staaf, stang2) baar3) reep [chocolade]4) helmstok5) rechtbank6) streep, grens7) schrap, doorhaling -
8 shift
n. werkploeg; ; beweging; verschuiving; verandering; verwisseling; (het) overbrengen; verhuizing; list--------v. verschuiven, verplaatsen; verwisselenshift1[ sjift] 〈 zelfstandig naamwoord〉5 hemdjurk♦voorbeelden:¶ make shift • zich behelpen, zichzelf zien te reddenmake shift without • het stellen zonder————————shift21 van plaats veranderen ⇒ zich verplaatsen, schuiven3 zich redden ⇒ zich behelpen, het klaarspelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verplaatsen ⇒ verschuiven, verzetten♦voorbeelden:shift the helm • het roer omgooien -
9 изменить курс
vgener. het roer omgooien -
10 shift the helm
-
11 vapeur
vapeur [vaapur]I 〈m.〉II 〈v.〉1 damp2 stoom♦voorbeelden:pommes vapeur • gestoomde aardappelenà toute vapeur • op, met volle krachtfaire qc. à la vapeur • iets snel, overhaast doenles vapeurs du vin lui montent à la tête • hij is door de wijn beneveld1. m 2. f1) damp2) stoom3) opvlieging -
12 donner un coup de barre
donner un coup de barre -
13 renverser la vapeur
renverser la vapeur -
14 изменить курс
vgener. het roer omgooien -
15 Grad
〈m.; Grad(e)s, Grade〉♦voorbeelden:1 zehn Grad Kälte, Wärme • tien graden onder, boven nulein Verwandter zweiten Grades • een bloedverwant in de tweede graadein Offizier im Grad eines Obersten • een officier met de rang van kolonelin gering(er)em Grade • in mindere mateum einen Grad dunkler • ietsje donkerder〈 figuurlijk〉 sich um hundertachtzig Grad drehen • het roer omgooien, overstag gaanbis zu einem gewissen Grade • tot op zekere hoogte -
16 sich um hundertachtzig Grad drehen
sich um hundertachtzig Grad drehenhet roer omgooien, overstag gaanWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich um hundertachtzig Grad drehen
-
17 Steuer
Steuer1〈v.; Steuer, Steuern〉♦voorbeelden:Steuern eintreiben, einziehen • belasting(en) innenSteuern erheben auf eine Sache • belasting heffen op ietsetwas mit einer Steuer belegen • belasting op iets heffenetwas von der Steuer absetzen • iets van de belasting aftrekken————————Steuer2〈o.; Steuers, Steuer〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский